Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)

In 2016 ging het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) van start. Met het ANLb worden leefgebieden van kwetsbare agrarische diersoorten in stand gehouden en, waar mogelijk, met elkaar verbonden. 

De kern van ANLb is dat agrarische leefgebieden van (dier)soorten van internationaal belang zodanig worden beheerd dat daarmee natuurwinst wordt geboekt. Voor dit gebiedsgerichte agrarisch natuurbeheer is subsidie beschikbaar die deels door de EU wordt betaald. Dit betekent uiteraard dat de EU voorwaarden stelt aan de uitvoering van het ANLb, waaronder ook aan de monitoring van de effecten daarvan. Een deel van de monitoring loopt via tellingen van Sovon-vrijwilligers.

Uitgangspunt van ANLb is het in stand houden of het creëren van een leefgebied voor een soort of een groep van soorten met vergelijkbare biotoopeisen. Het beheer richt zich op een afgebakende set aan ‘doelsoorten’. Dit zijn de diersoorten waarvoor Nederland op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn de internationale verplichting heeft om de “staat van instandhouding” van deze soorten op een gunstig peil te brengen of houden, voor zover deze soorten vooral zijn aangewezen op agrarische gebieden. Het gaat om 54 vogelsoorten, en daarnaast om bepaalde soorten amfibieën, insecten, vlinders en zoogdieren.

 

Leefgebieden

Voor vier agrarische leefgebieden kan subsidie worden verleend: open grasland, open akkerland, natte dooradering en droge dooradering. De beheeractiviteiten die worden uitgevoerd in een agrarisch leefgebied richten zich bijvoorbeeld op het creëren van foerageergebieden en/of het optimaliseren van broedgebieden/voortplantingsmogelijkheden.  

 

Wie doet wat?

De provincies stellen de ambities en natuurdoelen voor een gebied vast en werken die uit in hun provinciale (jaarlijks bijgestelde) natuurbeheerplannen. Hierin staat waar het agrarisch natuurbeheer zal worden toegepast. Vervolgens is het aan agrarische collectieven, regionale samenwerkingsverbanden van boeren, om te bepalen hoe het agrarisch natuurbeheer in die gebieden wordt toegepast. De agrarische collectieven kunnen een subsidieaanvraag indienen bij de provincie. In deze aanvraag laten agrarische collectieven zien welke natuurprestaties zij op gebiedsniveau willen bereiken en hoe deze bijdragen aan de doelen uit het natuurbeheerplan.

 

Twee typen monitoring

Voor het ANLb zijn twee monitoringssystemen opgezet. Eén voor beleidsmonitoring en één voor beheermonitoring. Collectieven zijn verantwoordelijk voor de beheermonitoring. Het gaat onder meer om veldinventarisaties om te bepalen of het gevoerde beheer tot de gewenste resultaten leidt. De beleidsmonitoring is een verantwoordelijkheid van de provincies. Op landelijk niveau wordt zo de ecologische effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer gemeten, bijvoorbeeld aan de hand van specifieke ontwikkelingen van vogelpopulaties. BIJ12, de werkorganisatie van de provincies, heeft aan Sovon gevraagd om de beleidsmonitoring van vogels op zich te nemen.

 

Geen nieuw meetnet, wel meer meten

Voor de beleidsmonitoring van vogels in het kader van ANLb is geen nieuw systeem opgezet, omdat de bestaande vogelmonitoring zoals die door Sovon wordt georganiseerd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) bijna volstaat. Wel moet plaatselijk intensiever gemonitord worden dan voorheen om goede uitspraken te kunnen doen over de ecologische effecten van agrarisch natuurbeheer. Intensivering kan bijvoorbeeld door het netwerk van BMP-gebieden te ‘verdichten’. Bij de beleidsmonitoring van vogels gaat niet alleen om broedvogels maar ook om overwinterende vogels, waaronder zowel watervogels als soorten van droge gebieden (zoals overwinterende Geelgorzen). 

 

Steekproefgebieden

Voor 38 vogelsoorten worden een steekproefaanpak gevolgd, bestaande uit BMP-gebieden en in open agrarische gebieden ook MAS-telpunten. Behalve BMP en MAS spelen ook kolonievogeltellingen, monitoring van zeldzame soorten, watervogeltellingen, PTT-tellingen (wintertellingen) en monitoring van nestsucces (Steenuil, Kerkuil) een grote rol bij de beleidsmonitoring. Ook de ontwikkelingen in gangbaar agrarisch beheer zijn van belang omdat de ontwikkelingen in ANLb-gebied daartegen kunnen worden afgezet.

 

Lerend beheren

Aan de beleidsmonitoring werken enkele duizenden vrijwillige vogeltellers mee. Ze spelen op deze manier een belangrijke rol bij de kwaliteitsbewaking van het agrarisch natuurbeheer. Hun monitoringresultaten dragen ook bij aan het ‘lerend beheren’, dus leren van beheersuccessen. Indien de ontwikkeling van kritische vogelsoorten van agrarisch gebied tegenvalt kunnen provincies en agrarische collectieven op basis van de monitoringresultaten met elkaar in gesprek gaan om te bekijken hoe het agrarisch natuurbeheer geoptimaliseerd kan worden.   

Contact

Erik Kleyheeg

Senior onderzoeker
Erik Kleyheeg
Coördinator onderzoeksthema boerenlandvogels