Werken aan een basiskwaliteit van de natuur

De biodiversiteit in natuurgebieden staat al decennia lang onder grote druk door verdroging, verzuring en versnippering. Dit komt met name door het steeds intensievere landgebruik in het landelijk gebied en de bebouwde omgeving buiten de natuurgebieden. Willen we de biodiversiteit in Nederland op peil houden, moet juist daar wat gebeuren. 

De teruglopende kwaliteit van het Nederlandse landschap brengt zelfs algemene soorten als Grutto, Veldleeuwerik, Huismus en Spreeuw in de problemen. Willen we dit tij keren, dan zou er op zijn minst een minimale kwaliteit van het landschap moeten zijn waarin algemene soorten kunnen bestaan. Dit concept van ‘basiskwaliteit’ is in 2018 geïntroduceerd door Vogelbescherming. Inmiddels is het begrip ook doorgedrongen tot politiek Den Haag. Dit jaar nog wil het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haast maken met het realiseren van basiskwaliteit.

Kwaliteit voor natuur

Voordat je kunt werken aan een goede basiskwaliteit van het Nederlandse landschap, zijn er twee belangrijke vragen te beantwoorden: wat is deze kwaliteit en wanneer is deze goed? Allereerst is er de basiskwaliteit vóór natuur. Dit zijn de omstandigheden die voortkomen uit bodem, water, landschappelijke inrichting en beheer en gebruik, die het leefgebied van planten en dieren bepalen. Daarnaast wil je weten of er in een gebied meer of minder soorten voorkomen dan je op basis van de randvoorwaarden mag verwachten. Dit kun je de basiskwaliteit van natuur noemen.

Waarom is aandacht voor basiskwaliteit belangrijk?

Dat de kwaliteit van het landschap goed moet zijn, klinkt als een open deur. Toch is het relevanter dan ooit om daar over na te denken. Nederland staat aan het begin van een grote verbouwing. Er zijn transities nodig in de landbouw en de energievoorziening en er moeten een miljoen woningen bijgebouwd worden. Het landgebruik gaan drastisch veranderen, maar dat mag niet ten koste gaan van de biodiversiteit. Een goede uitwerking van de basiskwaliteit voor natuur kan daarbij helpen.

Monitoren van kwaliteit

Sovon werkt met Vogelbescherming en de soortenorganisaties intensief samen aan een wetenschappelijke onderbouwing van het concept basiskwaliteit. Het monitoren van de basiskwaliteit van natuur staat daarbij centraal. Komen de algemene soorten die je in een gebied mag verwachten daar ook in voldoende mate voor?

Het beantwoorden van deze vraag begint bij het vaststellen wat een algemene soort is. Voor vogels geldt bijvoorbeeld dat ze algemeen zijn als ze in meer dan 25% van Nederland voorkomen, of als er meer dan 25.000 broedparen zijn. Als je alle algemene soorten van alle soortgroepen bij elkaar optelt, gaat dit al snel over duizenden soorten. Het is praktisch onmogelijk om deze allemaal te monitoren om een beeld te krijgen van de basiskwaliteit. Handiger is om te werken met een set van soorten die representatief zijn voor een gebied en waarvan goede (tel)gegevens beschikbaar zijn: de zogenaamde indicatorsoorten.

Meten aan kwaliteit

Voor het meten van basiskwaliteit gaan Sovon en de soortenorganisaties uit van 707 soorten planten, dieren, korstmossen en paddenstoelen. De aanwezigheid van deze soorten kun je meten met de dichtheid (aantal per oppervlakte-eenheid), of de presentie (deel van de onderzochte locaties waar een soort is aangetroffen). De schaal waarop je kijkt speelt een belangrijke rol. In een klein gebied vind je moeilijk meer soorten dan in een groot gebied. Het vaststellen van dichtheden is juist weer makkelijker in een klein gebied. En dit is ook weer voor elke soortgroep anders. Waar je in een vierkante meter al je best moet doen om alle planten in kaart te brengen, is dit voor vogels prima te doen in een gebied van tientallen hectares.

Terugkijken naar vroeger

Voor vogels en dagvlinders is goede informatie beschikbaar over dichtheden en aanwezigheid vanuit verschillende meetnetten. Op basis van gegevens uit het verleden, of uit gebieden waarvan we weten dat de kwaliteit goed is, is te bepalen welke soorten in potentie kunnen voorkomen in een landschap. Met tellingen is de huidige situatie vast te stellen. Dat levert een ‘benchmark’ op waarmee je de kwaliteit van gebieden met hetzelfde landschapstype met elkaar kan vergelijken (zie figuur 1).

Figuur 1: een voorbeeld voor benchmark vaatplanten in agrarisch gebied

Figuur 1: Een voorbeeld van een benchmark voor vaatplanten in agrarisch gebied. De linker kaart geeft de verwachte soortenrijkdom weer voor 80 algemene soorten op basis van gegevens uit de referentieperiode 1990-1999. De middelste kaart laat de werkelijke presentie zien van de afgelopen vijf jaar. Door beide kaarten te combineren, krijg je de rechter kaart. Hierin is te zien waar de basiskwaliteit voor vaatplanten beter (groen) of slechter (rood) is dan verwacht.

Een vergelijking met het verleden heeft wat haken en ogen. Welke referentie neem je? Tien jaar geleden, vijftig jaar, honderd? Een algemene richtlijn hiervoor is moeilijk te geven, omdat de ideale situatie uit het verleden voor elk gebied anders kan zijn. Voor het boerenland is over het algemeen het landschap van 1970 tot 1990 een goede richtlijn. Dit is het moderne landschap van na de grote ontginningen, maar van vóór de grootschalige moderne landbouw.

Toepassen van de kennis

De benchmarks leveren belangrijke informatie om de kwaliteit van een gebied te verhogen. Als de basiskwaliteit van de natuur onder de maat is, weet je wat je kunt verbeteren aan het gebied. Dit levert concrete aanbevelingen op voor bijvoorbeeld gemeenten en terreineigenaren. Sovon, Vogelbescherming en de soortenorganisaties passen deze kennis inmiddels toe in diverse pilotprojecten in Nederland, waarbij de resultaten van het onderzoek direct kunnen worden toegepast in het verbeteren van de leefomstandigheden voor planten en dieren.

Bronnen

Kwak R., van den Burg A., Dommerholt G., van Kreveld A., Stortelder A. & van Wijngaarden R. 2018. Op weg naar een basiskwaliteit voor natuur. De Levende Natuur 119 (5), 230-233.

Biesmeijer K., Klumpers S., Visseren-Hamakers I., Kleijn D. & Kwak R. 2021. Op weg naar basiskwaliteit natuur. Rapport  Naturalis Biodiversity Center. Naturalis Biodiversity Center.

Wallis de Vrie, M.F., Sierdsema H., Gmelig Meyling A.W., van Deijk J., van Grunsven R.H.A., Kleukers R.M.J.C., van der Kolk H.-J., van Norren E., Odé B., Reemer M., Vaessen A. & Zollinger R. 2022. Meetsoorten voor basiskwaliteit natuur. Rapport SoortenNL.

De informatie op deze pagina verscheen eerder in Sovon-nieuws 3-2022. In De Levende Natuur 5-2022 staat een artikel met meer achtergrondinformatie over Basiskwaliteit.

Contact

Marcel Wortel

Senior adviseur
Marcel Wortel
Wetenschapscommunicatie, persvoorlichting en woordvoering, coördinator thema Basiskwaliteit Natuur