De invloed van stikstof op insectenetende vogels van bos en heide

De zandgronden in Nederland hebben sterk te lijden onder de hoge depositie van stikstof. Deze van nature voedselarme gronden hebben weinig weerstand tegen de jarenlange neerslag van stikstofverbindingen. Dit heeft geleid tot verzuring en vermesting in de bodem, wat impact heeft op de flora en fauna die hier voorkomen. De mate waarin individuele soorten reageren op het stikstofoverschot verschilt echter enorm.

Over vogels is veel informatie beschikbaar over aantalsontwikkeling en ecologie. Desondanks zijn tegenstrijdige trends van vogelsoorten lastig te verklaren. De precieze werking van stikstof op de ecologie van individuele soorten is vaak niet duidelijk. Soorten hebben bovendien te maken met de gevolgen van klimaatverandering en de sterke afname van het aantal insecten, wat overigens ook weer een gevolg kan zijn van de hoge stikstofdepositie. Dit maakt met name insectenetende vogels extra gevoelig voor stikstofdepositie, maar ook bij deze soortgroep zijn de aantalsontwikkelingen op de zandgronden niet eenduidig. Zo doen bijvoorbeeld de Nachtzwaluw en de Grauwe Klauwier het de laatste jaren steeds beter.

Met alle onzekerheden is het lastig te voorspellen of herstelmaatregelen in natuurgebieden op de zandgronden gunstige effecten gaan hebben op vogelpopulaties. Om hier meer inzicht in te krijgen is het nodig meer te weten te komen over de invloed van stikstof op insectenetende vogels. Welke soorten ondervinden problemen? En in welke gebieden?

Samen met Stichting Bargerveen en Stichting BiosFeer onderzoekt Sovon de invloed van stikstofdepositie op insectenetende vogels op de zandgronden. De eerste stap is om met literatuuronderzoek te zoeken naar kennis over de invloed van stikstofdepositie op de biologie van insectenetende vogels. Uit dit onderzoek moet blijken welke eigenschappen vogels meer of minder gevoelig maken voor stikstof en welke terreinkenmerken deze invloed vergroten of verkleinen. De tweede stap is om aan de hand van informatie over de aantalsontwikkeling en verspreiding van vogelsoorten te zien of deze effecten ook terug te vinden zijn in het veld. Tot slot volgen een aantal experimenten waaruit moet blijken of de effecten van verzuring- of vermesting tegen te gaan zijn. Met de uitkomsten van dit onderzoek is het mogelijk de juiste herstelmaatregelen in te zetten in de natuurgebieden op zandgronden.

Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN).