Weidevogelbalans: Sterke achteruitgang weidevogels lijkt af te nemen

Update 26 augustus 2013: aanpassing weidevogelcijfers 2011

In de Weidevogelbalans, Sovon-Nieuws (2013/1) en onderstaand persbericht berichtten we over een lichte opleving van de weidevogelstand in 2011. Mét het voorbehoud dat het nog te vroeg was om te spreken van een kentering in de decennialange achteruitgang. We hebben geconstateerd dat in de verwerking van de data uit 2011 een fout is ontstaan. Deze fout is inmiddels gecorrigeerd.

De correctie noopt tot een herziening van de indexen van Kievit, Grutto en Tureluur. Zie hiervoor de onderstaande figuur  (voor de volledigheid is ook de trend van de Scholekster gepresenteerd). De Kievit en Grutto lijken zich in de laatste drie jaren wat te stabiliseren. De bijgestelde cijfers rechtvaardigen niet langer, in tegenstelling tot  het eerder geschetste beeld, een vermoeden van licht herstel .

Later dit najaar presenteren we de cijfers tot en met 2012. In onder andere Sovon-Nieuws zullen we verder ingaan op de weidevogeltrends. Sovon betreurt het ten zeerste dat deze fout in de cijfers is geslopen en heeft de procedures daarom verder aangescherpt.

Oorspronkelijk persbericht

Het aantal weidevogels in ons land gaat sinds de jaren ’90 sterk achteruit, maar voor het eerst in lange tijd is er ook hoop. De laatste vijf jaar gaat de achteruitgang minder hard en sommige soorten, zoals de grutto en kievit, laten zelfs een lichte toename zien.

Dat blijkt uit de nieuwe Weidevogelbalans van Sovon Vogelonderzoek Nederland en Landschapsbeheer Nederland. Of dit een blijvende verandering is, zullen de komende jaren moeten uitwijzen.

Kenmerkende soorten van het boerenland als grutto, kievit, scholekster en veldleeuwerik laten sinds 1990 een sterke achteruitgang zien. De laatste vijf jaar lijkt de trend voor enkele soorten ten positieve te veranderen. Grutto en kievit zijn in die periode licht toegenomen en tureluur en veldleeuwerik gaan niet meer zo hard achteruit.

Van een echte langjarige kentering in de ontwikkeling van de weidevogelstand is echter nog geen sprake. In het verleden is de achteruitgang namelijk al eens eerder onderbroken geweest door een korte opleving.

Kruidenrijke graslanden voor kuikens

Toch geven deze cijfers hoop. Het lijkt er op dat alle partijen die betrokken zijn bij het weidevogelbeheer, steeds succesvoller de vogels helpen. Opvallend is vooral de ontwikkeling van het pakket kruidenrijk grasland: van 0 ha in 2008 naar 2900 ha in 2011. Vergroting van het areaal kruidenrijk grasland en hoog waterpeil kan een impuls geven aan het herstel van weidevogelpopulaties.  Dit type grasland biedt kuikens schuilgelegenheid en voedsel.

De afgelopen jaren is in een toenemend aantal gebieden met zulke graslanden bijgehouden in hoeverre het grutto’s lukte om jongen groot te brengen. De opgedane ervaringen werden telkens verwerkt in het collectieve weidevogelbeheerplan voor het nieuwe jaar.  Dat lijkt een succesvolle strategie te zijn, want in die gebieden is het percentage grutto’s dat jongen groot wist te brengen langzaam gestegen.

De omvang van het gebied waar op deze manier wordt gewerkt, is echter nog te klein om de weidevogels voor Nederland te kunnen behouden. Deze werkwijze verdient dan ook een snelle opschaling.

Provinciale verschillen

Met de decentralisatie van het natuurbeleid komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en invulling van het  agrarisch natuurbeheer en -bescherming waarschijnlijk bij de provincies  te liggen. Om die reden besteedt de Weidevogelbalans ook aandacht aan de ontwikkelingen per provincie en de inspanningen die daar worden gepleegd.

De meeste inspanningen vinden plaats in Friesland, gevolgd door Noord-Holland, Zuid-Holland en Groningen. De aantallen per  provincie verschillen sterk per soort. Voor de grutto en kievit is Friesland het belangrijkst. Noord-Holland is voor de slobeend belangrijk, terwijl provincies als Gelderland, Drenthe en Noord-Brabant dat zijn voor de veldleeuwerik.