Interview met prof. Thijs Kuiken over hoogpathogene vogelgriep

Op het hoogtepunt van de uitbraak van hoogpathogene vogelgriep bel ik met professor Thijs Kuiken, viroloog bij het Erasmus MC. Hij maakt zich ernstig zorgen. Niet alleen om het pluimvee dat geruimd moet worden, maar ook om de gevolgen voor wilde vogels. ‘We hebben deze pluimveeziekte niet op tijd onder controle gekregen.’

Prof. Thijs Kuiken
Foto: Ester Morren / Erasmus MC

Wat is vogelgriep precies?

‘Als eerste is het belangrijk om onderscheid te maken tussen laagpathogene en hoogpathogene vogelgriep. Dat zijn twee virussen die nauw verwant zijn, maar een totaal andere ziekte veroorzaken. De eerste is vrij onschuldig, de tweede is heel besmettelijk en dodelijk. In de jaren tachtig ontdekte men dat het onschuldige, laagpathogene virus in stallen met veel kippen door middel van één mutatie in een heel dodelijke variant kon veranderen: hoogpathogene vogelgriep. Kippen krijgen bloedingen, ophopingen van vocht en hun hersenen kunnen aangetast worden. Soms gaat 90 tot 100 procent van het pluimvee in een stal binnen twee dagen dood.’

Dat is een enorme sterfte.

‘Als je veel gastheren dicht op elkaar zet, dan heeft een ziekmakend en snel vermenigvuldigend virus daar voordeel van. Een pluimveestal is een bijzondere situatie: een homogene groep dieren die de hele dag dicht bij elkaar zitten. Dat zie je nergens anders in de wereld bij dieren of mensen. Wilde vogels zitten ook weleens in grote groepen, maar nooit zo lang. Steltlopers blijven bijvoorbeeld wel een paar uur op een hoogwatervluchtplaats, maar verspreiden zich daarna weer over de Waddenzee. Bij die vogels zal een dergelijk virus zich veel lastiger kunnen verspreiden.’

Vogelgriep komt toch al langer bij wilde vogels voor?

‘Na de eerste ontdekking bij pluimvee in 1955 ging men ook bij wilde vogels op zoek naar griepvirussen. Het werd voor het eerst gevonden bij een Wigstaartpijlstormvogel langs de Australische kust. Later vond men in Noord-Amerika grote concentraties van besmette grondeleenden, zoals Wilde Eenden en Pijlstaarten. In Nederland is het veel bij eenden en Kokmeeuwen aangetroffen. Maar in de natuur ging het nóóit om een hoogpathogene variant, ook al werden er honderdduizenden monsters genomen. - Oké, de uitzondering bevestigt de regel: ooit een keer in een White-faced Whistling Duck in Afrika. -  Verder was het altijd laagpathogene vogelgriep, die niet ziekmakend is. De besmette vogels hadden nooit ziekteverschijnselen.’

Hoe kregen wilde vogels dan tóch hoogpathogene vogelgriep?

‘Dat kon gebeuren vanuit pluimveebedrijven die bij waterrijke gebieden met veel wilde watervogels liggen. Op zo’n bedrijf muteerde het virus naar een hoogpathogene variant. In 1996 ging het echt mis. Toen werd in een commerciële ganzenhouderij in de Chinese provincie Guangdong een virus van het subtype H5 aangetroffen. Dat bleek een supervirus te zijn, dat hard toesloeg in de pluimveesector in Zuidoost-Azië. In 2005 sprong het virus over naar wilde vogels en kon het voor het eerst langere tijd in wilde vogelpopulaties overleven. Met de voorjaarstrek is het toen mee naar Siberië gegaan en vervolgens met de najaarstrek naar Europa. Toen werd het nog niet in Nederland gevonden.’

Is bekend welke vogelsoort het meenam?

‘Nee, dat is zoeken naar een lucifer in een grote brand. We hebben wel vermoedens. In Azië zouden dat Wilde Zwanen kunnen zijn geweest. Maar er zijn veel trekvogels die het kunnen meenemen.’

Hoe verspreidde het virus zich vervolgens onder wilde vogels?

‘We weten nu dat een virus mee kan reizen met trekvogels. In Siberië komen er veel trekroutes bij elkaar, waar het virus via het water vervolgens van vogel naar vogel kan gaan. Dankzij onderzoek in hele schone en koude meren in Alaska is bekend dat vogelgriep meer dan een jaar infectieus kan blijven in water. Een vogel hoeft dus niet per se een andere vogel tegen te komen om besmet te raken. Het virus kan gewoon liggen wachten, totdat een vogel wat water drinkt of met zijn snavel zeeft.’

Kokmeeuwen
Kokmeeuwen horen bij de watervogels die getroffen worden door hoogpathogene vogelgriep

Pas in 2014 volgde de eerste grote uitbraak in Nederland. Hoe zit dat?

‘Het duurde inderdaad nog negen jaar voordat het in Nederland aankwam. Mogelijk was het virus ondertussen bij trekvogels uitgestorven. Uit genetisch onderzoek bleek dat het virus weer vanuit pluimvee oversprong naar trekvogels. De laatste zes najaren nemen wilde vogels het telkens mee, ook naar Nederland. In 2021 werden het hele jaar door besmette vogels aangetroffen. Dat duidt erop dat het virus endemisch is geworden: het is constant aanwezig in wilde vogelpopulaties. We hebben deze pluimveeziekte niet op tijd onder controle gekregen en nu is de situatie niet meer te houden.’

De verschijnselen zijn naar om te zien. Waarnemers komen versufte en gedesoriënteerde vogels tegen.

‘De ongecontroleerde bewegingen komen doordat de hersenstam en kleine hersenen zijn aangetast. Die zijn verantwoordelijk voor de motoriek. Vogels raken in de war, gaan in cirkels lopen of zwemmen en houden hun kop scheef. Ik heb filmpjes gezien van Brandganzen en Grote Mantelmeeuwen die opstijgen en weer uit de lucht vallen. Dat zijn de verschijnselen die ons opvallen. Vogels die juist zieker zijn en heel snel in elkaar zakken, vallen minder op.’

In de winter van 2016/17 werden vooral Smienten en Kuifeenden getroffen. Waarom zijn het nu vooral Brandganzen?

‘Zo’n virus blijft evolueren. Het kan zich zo hebben aangepast, dat het zich gemakkelijker onder Brandganzen kon verspreiden. Of het arriveerde misschien nu pas in gebieden waar ook veel Brandganzen voorkomen. Waarschijnlijk is het een combinatie van deze twee ontwikkelingen. Voor een virus zijn grote populaties van vogels die dicht op elkaar leven ideaal, zeker als ze ook in water leven.’

Er worden ook besmette Buizerds en Slechtvalken gevonden. Hoe raken die besmet?

‘Ze eten het vlees van geïnfecteerde vogels op. We denken vaak dat de maag vanwege de lage zuurgraad een goede barrière is, maar bij grote stukken vlees kan het virus ongeschonden door de darmen worden opgenomen en andere organen bereiken. In 2016/17 werden er 16 dode Slechtvalken gemeld. Van de vier geteste vogels bleken er drie hoog-pathogene vogelgriep te hebben. We hebben toen een schatting gemaakt van de sterfte onder overwinterende Slechtvalken door het virus en kwamen uit op 11-39 procent. Vooral bij roofvogels kun je een groot effect op de populatie verwachten.’

Is het gevaarlijk voor mensen, bijvoorbeeld als ze vlakbij een besmette vogel hebben gestaan?

‘Om besmet te raken je moet vrij langdurig en intensief contact hebben gehad met een zieke of dode vogel. In China zijn het bijvoorbeeld mensen die kippen op een markt kopen en die hem ter plekke laten slachten, waarbij er veel vochtdruppeltjes (aerosolen) rondvliegen. Die kunnen zo in de luchtwegen komen. De helft van de geïnfecteerde mensen sterft eraan. Voor mensen die dode vogels opruimen zijn goede hygiënemaatregelen dus erg belangrijk. Maar als je de vogels niet aanraakt, hoef je je geen zorgen te maken.’

Kunnen vogelringers wel watervogels blijven vangen?

‘Mits ze hygiënisch werken: mondkapjes en handschoenen aan en niet zomaar met hun blote handen bij mond en neus komen. Er zijn nu veel watervogels die het virus bij zich dragen. Dit jaar zien we in bemonsteringen vrij hoge percentages geïnfecteerde vogels die niet ziek worden. Mogelijk zijn er al veel watervogels die een bepaalde mate van immuniteit hebben van een vorige infectie.’

Geïnfecteerde vogels kunnen dus overleven.

‘Jazeker. Er zijn ook vogels die niet zo heel ziek worden en herstellen. Bij onderzoek aan Kuifeenden heb ik gezien dat sommige individuen na enkele dagen weer normaal gedrag vertoonden. Die hadden immuniteit opgebouwd en waren het virus kwijt. Soms houden vogels er wel blijvende schade aan de hersenen aan over. Ik heb mijn promotieonderzoek aan Geoorde Aalscholvers in Canada gedaan. Weken na een uitbraak van de Newcastle ziekte, een virus dat op vogelgriep lijkt, zwommen er nog verlamde jongen rond de kolonies. Ze konden niet meer vertrekken naar het zuiden en waren ten dode opgeschreven.’

Hoeveel zorgen moeten we ons maken?

‘Deze winter sterven er veel ganzen. Onze heel voorlopige inschatting is dat er nu duizend keer meer ganzen doodgaan in Nederland dan in winters met gemiddelde sterfte. Dat is nogal wat. Met de studie over de sterfte in 2016/17 (waar ook Sovon ook meewerkte, red.) lieten we voor het eerst zien dat wilde vogels niet alleen dragers, maar ook slachtoffers van het virus zijn. Men maakte zich vooral druk om de economische schade in de pluimveesector en het gevaar voor mensen. Er zijn nog steeds maar weinig mensen die zich zorgen maken om de gevolgen voor wilde vogels. Voor de uitbraak van 2021/22 gaan we die impact weer vastleggen. Ik wil daar meer aandacht voor.’

Nu baseren we die schattingen op spontane, publieke meldingen. Moeten we een dode vogeltelling in het leven roepen?

‘Wat jullie met levende vogels doen, op basis van tellingen een index maken, zou je - helaas - ook met dode vogels willen doen: een sterfte-index per seizoen maken, bijvoorbeeld door met een paar mensen verspreid door het land systematische tellingen te organiseren. Dat zou een uitgelezen kans zijn om verder samen te werken. Als je geen getallen kunt geven bij de omvang van de sterfte, dan wordt het probleem niet serieus genomen. En ik bedrijf wetenschap om een maatschappelijk probleem op te lossen.’

Is die oplossing er?

‘Nu wordt pluimvee opgehokt om de bedrijven zo hermetisch mogelijk af te sluiten. Blijkbaar werkt dat toch niet voldoende. Met een expertgroep hebben we in het Rapport Bekedam aanbevelingen gedaan om het risico te verminderen: minder dieren per bedrijf, bedrijven verder uit elkaar, geen bedrijven in watervogelrijke gebieden. Verder pleiten we voor preventief vaccineren van pluimvee in plaats van ruimen als er een besmetting is.’

Kan hoogpathogene vogelgriep nog verdwijnen?

‘Bij andere virussen, zoals de Newcastle ziekte, zien we dat het blijft bestaan en niet per se milder wordt. Ik had verwacht dat de recente vogelgriepvarianten al snel naar een laagpathogene variant zouden muteren, omdat die al eeuwen bestaat. Maar tot nu toe heb ik ongelijk. Ik denk nu dat het zich zal handhaven in bepaalde watervogelpopulaties. Volwassen vogels kunnen dan immuniteit opbouwen, maar jonge vogels niet en bij hen verwacht je dus de meeste sterfte.’

Dit interview verscheen in Sovon-nieuws 2 van 2022.

Meer informatie:

Allerlei watervogelsoorten en roofvogels worden getroffen door hoogpathogene vogelgriep

Ruimers in actie