Dirk Blok: roekenteller in het Groningse Hogeland

Dirk Blok telt kolonies van Roeken in het Hogeland. Ieder voorjaar telt hij op tientallen plekken waar Roeken nestelen. In zijn woonplaats Winsum doet hij dat wandelend, de rest gebeurt op de fiets. Wat zijn Dirks ervaringen?

Dirk Blok in actie

 

Hoe ben je in aanraking gekomen met vogelonderzoek?

Vogels kijken deed ik al langer, maar mijn eerste serieuze telwerk was voor het Ameland-project van de FFF (Fryske Feriening foar Fjildbiology). Dat startte midden jaren tachtig met als doel het uitbrengen van een Avifauna van het eiland. Als Groninger rolde ik erin via m’n vogelmaat Dick Schut, oud DC-Fryslân, met wie ik bijna wekelijks het veld in ging. Onder deskundige leiding van Michiel Versluijs telden we jarenlang bijna maandelijks op Ameland, vooral in de periode van september tot april. In die tijd heb ik veel opgestoken, zowel qua soortenkennis als telmethodieken.

Wat me het meest is bijgebleven van die periode zijn de grote aantallen roofvogels die je ‘s winters zag, vooral door toen florerende populaties van Aard- en Veldmuizen. Maar ook het afzien tijdens zeetrektellen in november, striemende hagelbuien afgewisseld met groepjes dichtbij passerende Kleine Alken.

Hoe ben je geïnteresseerd geraakt in de Roek?

In het noordelijk kleigebied van Groningen heeft de Roek in de afgelopen decennia een succesvolle comeback gemaakt. In de beginfase van die hervestiging leverde ik wel wat aanvullingen voor een kaartje met roekenkolonies dat toen nog werd gedeeld. Toen ze daarna ook in m’n woonplaats Winsum om de hoek gingen nestelen, werd het echt interessant om te volgen. Sindsdien tel ik ze vooral binnen de, inmiddels toenmalige, gemeentegrens.

Maar ook ruim buiten m’n vaste telgebied tel ik nog wel wat kolonies. Ik zit veel op de fiets en dan kom je nog wel eens niet eerder opgemerkte nestelende Roeken tegen. Of eigenlijk moet je zeggen: niet eerder gemelde kolonies. Zo zitten langs de provinciale weg tussen Leens en Ulrum, dus route Lauwersmeer, ook wel nesten. Je zou verwachten dat oplettende autovogelaars dat gezien hebben maar niemand die het doorgeeft, waarschijnlijk met de gedachte dat het al geteld wordt. Inmiddels is die kolonie bij Leens na een paar jaar al verlaten, niet uitzonderlijk in deze contreien.
Zo is in m’n oude gemeentelijke telgebied alleen de kolonie van de Allersmaborg bij Ezinge permanent bezet. Is trouwens ook de enige kolonie die ik niet zelf hoef te tellen. Inmiddels heb ik in dit gebied al zo’n 35 kolonies geregistreerd, en nog steeds weten ze elk jaar wel weer een paar nieuwe plekken te vinden. Bijna alle boerenerven met geschikte nestbomen, op de klei vooral populieren en essen, zijn al eens uitgekozen. Maar vaak houden die hooguit een paar jaar stand.

Een betrekkelijk nieuw probleem voor de roekenhuisvesting vormt de essentaksterfte. De es is hier in bomenrijen en overhoekjes in open agrarisch gebied de dominante boomsoort. Er blijft dus nauwelijks een nestboom over op plekken waar ze worden geruimd. Zo zijn al enkele tot voor kort nog bezette kolonies van de kaart geveegd, wie weet gaan ze vervolgens toch weer meer in en direct rond de dorpen nestelen. Als je gemeente dan ook nog geld laat wegvloeien naar een Roekenbeheerplan, ben je helemaal verzekerd van een dynamisch verspreidingsbeeld. Het verjagen op aangemelde overlastlocaties lukt vaak nog wel, alleen gaan de Roeken zelden allemaal naar de aangeboden vervangende huisvesting. Gevolg is een piek in het aantal nieuwe vestigingen, ook niet allemaal vrij van ervaren overlast dus weer tijdelijk van aard. In de plaats Winsum ging het koloniesysteem zo wel erg wringen, je blijft puzzelen om nieuwe locaties telkens weer in de op papier aanwezige kolonies te schuiven. Gelukkig is dit, met dank aan Joost van Bruggen, opgelost door het om te zetten in één grote gebiedskolonie. Je moet er vervolgens nog wel even voor gaan zitten om vanaf het prille begin ook alles om te zetten naar de nieuwe situatie. Nu zet ik zonder kopzorgen jaarlijks zo’n 15 tot 20 clusters van nesten in die ene kolonie.

Ondanks alle dynamiek is het aantal nestelende Roeken hier, na een periode van toename, al een tijdje redelijk stabiel gebleven. In m’n vaste telgebied schommelt het de laatste 10 jaar tussen de 550 en 600 paar, met af en toe een uitschieter. Maar dat is beslist geen garantie voor de toekomst, het blijft belangrijk om te volgen.

Roek in kolonie
Foto: Albert de Jong

Hoe pak je jouw tellingen aan?

Ik probeer binnen m’n telgebied vanaf begin maart eerst nieuwe vestigingen op te sporen, gewoon een rondje fietsen en vooral goed opletten in de dorpen. Beetje afhankelijk van het seizoen tel ik dan rond begin april een keer alle bezette kolonies, een paar weken later gevolgd door een tweede ronde. Kolonies die in de tussentijd in de lift zaten wil ik nog wel eens een derde keer tellen. Omdat de bomen hier later dan het landelijk gemiddelde in blad komen kan je ook tot half mei nog wel uit de voeten, maar het risico is dan dat je de niet-succesvolle en inmiddels verdwenen nesten mist.

De gebiedskolonie Winsum breng ik in kaart met een stevige wandeling door het, volgens de ANWB-leden, allermooiste dorp van Nederland. Bij grotere of onoverzichtelijke kolonies gebruik ik standaard een handteller, check het getikte aantal ook altijd met een herhaling en nogmaals als die niet goed uitpakt. Tellen van wat losse kolonies verder weg combineer ik met mijn min of meer vaste fietsrondjes, moet er dan alleen wel aan denken dat ik de reigers bij Zuurdijk tel voordat de paardenkastanjes in blad komen!

Wat is de meest opvallende waarneming tijdens jouw werk als roekenteller?

Soms bestaat een kolonie maar uit één nest, taalkundig klopt dat eigenlijk niet, maar toch. Zo’n minimale ‘kolonie’ zal vast vaker voorkomen, maar voor een pragmatische roekenteller is een solitair nest op afstand per definitie bezet door een Zwarte Kraai. Zo niet een nest dat ik vanaf de eettafel kon volgen, een paar honderd meter verwijderd van de dichtstbijzijnde kolonie. Een vestiging zal toch een begin moeten hebben, maar toch sneu wanneer je als kolonievogel in je eentje blijft zitten. Het paar was in elk geval niet uit op een rustige plek, want de betreffende populier fungeerde tijdens de nestbouw nog als voorverzamelplek voor Kauwen en Roeken. Ze hebben op eieren gezeten, maar het nest is uiteindelijk wel mislukt. Een jaar later was het op dezelfde plek weer raak, maar nu kwam het niet veel verder dan nestbouw.

Teller telt een huiszwaluwkolonie

Met kolonievogeltellingen volgen we de ontwikkelingen van de aantallen en de verspreiding van vogels die in kolonies broeden.

Tijd
1 out of 5 stars
Kennis
2 out of 5 stars