Vogelteller in de kijker - Wim van Boekel
Mijn naam is Wim van Boekel, 65 jaar oud inmiddels en tegenwoordig – samen met mijn vrouw – wonend in Hallum, op 1 kilometer afstand van Noard-Fryslân Bûtendyks (NFB), een natuurgebied van zo’n 3000 hectare kwelders en zomerpolders langs de Waddenzee tegenover Ameland. Hier ben ik vrijwel dagelijks te vinden.
Mijn eerste contact met vogelonderzoek was tijdens een praktijkweek van de opleiding tot Botanisch Analist die ik in Groningen volgde. We gingen naar Schiermonnikoog waar we in het veld en in de Herdershut – de ‘pied-à-terre’ van de Rijksuniversiteit Groningen aldaar – onderzoek deden aan o.a. het voedsel van Brandganzen en Spreeuwen. Herbert Prins, toen nog promovendus (meen ik), begeleidde ons. Hij kon zeer enthousiast en aanstekelijk vertellen over de onderzoeken die de dierecologen deden aan vogels. Dat heeft wel een kiem gelegd voor mijn latere interesse in vogels en onderzoek daarnaar.
Wat voor vogelaar ben je?
Eigenlijk ben ik meer onderzoeker dan vogelaar, al zijn vogels wel vaak het onderwerp van de onderzoeken waar ik min-of-meer vanzelf in rol tijdens mijn veldwerk. Ik ben tamelijk slecht in vogelgeluiden, mede doordat mijn gehoor niet erg goed is, dus ik moet het vooral hebben van vogels zien en dan herkennen. Ik ben ook bepaald geen soortenjager, al is het natuurlijk altijd leuk als je iets zeldzaams tegenkomt. Het liefst ben ik gewoon onderweg in de natuur en dan is er altijd genoeg te zien aan vogelsoorten en vogelgedrag om me mee te vermaken.
Wat voor tellingen voer je uit?
In het natuurgebied De Onlanden waar wij eerst naast woonden, ten zuidwesten van Groningen stad, heb ik 20 jaar lang broedvogeltellingen gedaan. Dat begon met één plot, maar groeide uiteindelijk uit tot het jaarlijks tellen van meerdere plots, het coördineren van ruim 30 BMP’ers die in dit mooie natuurgebied actief zijn en het schrijven van jaarlijkse rapporten over de fraaie resultaten van al het telwerk. Daarnaast deed ik ook allerlei andere onderzoeken, waaronder het doorgeven van dood gevonden vogels via de ‘dode vogel’ module op de website van Sovon. Dit project is in 2003 gestart door Sovon en andere partijen (DWHC, WUR) om meer zicht te krijgen op doodsoorzaken van vogels, met name de impact van besmettelijke ziekten. In De Onlanden ging het bij dode vogels meestal om relatief kleine aantallen verkeers- of draadslachtoffers. Vanaf 2005 ging ik ook op Ameland de dode vogels monitoren tijdens ons jaarlijks verblijf daar in de voorjaarsvakantie. Dat leverde al veel meer gegevens op over de sterk wisselende aantallen en soorten dode vogels die daar elk jaar op het strand en in de kwelders te vinden zijn.
Waar ben je actief?
In 2020 verhuisden we naar Hallum. Nu ben ik dus vrijwel dagelijks onderweg in het buitendijkse gebied tussen Zwarte Haan en Holwerd. Dat gebied heb ik inmiddels behoorlijk goed leren kennen, omdat ik het liefst gewoon wat rondstruin buiten de paden (die zijn daar sowieso niet zoveel) en dan wel zie wat ik tegenkom aan vogels en andere natuur. Noard-Fryslân Bûtendyks is wel een beetje vergelijkbaar met De Onlanden. Beide zijn uitgestrekte, open en vooral natte gebieden waar je goed de weg moet weten en niet bang moet zijn om vies te worden en zo af en toe een laars vol water te krijgen. Wat NFB anders maakt is de getijdencyclus. Daar moet je altijd rekening mee houden bij het veldwerk, want bij hoogwater kun je uiteraard niet te dicht bij de wadrand komen vanwege de tienduizenden vogels die daar dan staan te rusten.
2020/21 was de eerste winter van de huidige vogelgriep epidemie die toen op NFB vooral de Brandganzen zwaar trof. Het buitendijkse gebied lag vol met kadavers. Zo kwam het dat de dode vogelmonitoring meteen mijn volle aandacht had en dat is sindsdien zo gebleven.
Hoe pak je jouw werkzaamheden aan?
Tijdens mijn tochten over de kwelders noteer ik elke dode vogel die ik vind, liefst met details als leeftijd, geslacht en ouderdom van het kadaver. Alleen kadavers die minimaal uit één vleugel en het borstbeen bestaan tellen mee (ik noem dat de methode Camphuysen, zie hieronder). Om dubbeltellingen te voorkomen knip ik de punten van beide vleugels af. Als een vogel duidelijk nog maar kort dood is (bij voorkeur hooguit een dag) neem ik het kadaver soms mee voor onderzoek door DWHC/WUR op vogelgriep. Vaak verstoppen (dood)zieke vogels zich enigszins in de begroeiing, waardoor de kans groot is dat je een deel van de kadavers over het hoofd ziet. Gelukkig overstroomt het buitendijkse gebied door stormen elke winter wel een paar keer, deels of zelfs tot tegen de zeedijk. De kadavers worden dan bijeen geveegd in het vloedmerk dat na de storm achterblijft waarin ik ze dan makkelijk kan tellen. Door vooral veel, liefst dagelijks, het veld in te gaan lukt het om een behoorlijk compleet beeld te krijgen van de vogelsterfte in het hele gebied tijdens de wintermaanden. Mijn vrouw houdt gelukkig ook veel van buiten zijn in de natuur en gaat vaak mee. Zij draagt dan ook een flink steentje bij aan het onderzoek.
Wat maakt de manier waarop jij vogels in kaart brengt belangrijk?
Het doel waarvoor de dode vogelmonitoring in 2003 door o.a. Sovon is gestart is meer kwantitatieve gegevens te verzamelen over de sterfte onder vogels in Nederland en liefst – bijvoorbeeld door onderzoek van de kadavers – ook over de oorzaken van die sterfte. Vogelgriep is sinds de winter van 2020/21 vrijwel jaarrond aanwezig in Nederland en is zelfs wereldwijd een factor van belang. Het risico dat het virus via zoogdieren ook besmettelijk gaat worden voor mensen wordt steeds reëler. Goede monitoring van uitbraken en verspreiding van het virus is daarom steeds belangrijker. Dat is één van de redenen waarom ik meewerk aan dit onderzoek. Daarnaast is het ook gewoon interessant om de ‘normale’ sterfte in een gebied als NFB te monitoren. Hoe hoog is de sterfte in de winter bij verschillende soorten, hoe verloopt die in de tijd en welke factoren spelen (naast ziekte) een rol? Goede kwantitatieve monitoring van vogelsterfte in Nederland gebeurde eigenlijk alleen door Kees Camphuysen en zijn vrijwilligers die jarenlang stookolieslachtoffers onder de zeevogels telden langs de kust. Maar die monitoring is inmiddels gestopt, meen ik. De meldingen die via de website van Sovon binnen komen zijn (voor zover ik dat kan inschatten) vooral van losse, toevallige vondsten van dode vogels. De jaarlijkse sterfte is bij veel vogelsoorten een onbekende factor of wordt bepaald op indirecte, modelmatige wijze (via de CES bijvoorbeeld). Goede jaarrond kwantitatieve monitoring van vogelsterfte gebeurt voor de meeste soorten nog veel te weinig. Trends of afwijkingen in de sterfte per vogelsoort zijn vaak lastig of niet te kwantificeren. Met de monitoring van vogelsterfte op NFB hoop ik daar wat meer zicht op te kunnen geven. De reeks is nog kort (vijf jaar), maar er zijn nu al wat opvallende en interessante cijfers in te vinden.
De resultaten van één gebied zijn uiteraard niet representatief voor het landelijke beeld. En ook komen niet alle doodsoorzaken van vogels op NFB voor. De verspreiding van andere (Usutu virus, het geel) of nieuwe vogelziektes kunnen door een goede landelijke monitoring hopelijk beter in beeld gebracht worden. Het zou dan ook mooi zijn als meer mensen op systematische wijze dode vogels gaan monitoren en melden, al was het maar in combinatie met hun andere telactiviteiten voor Sovon. Gelukkig kunnen dode vogels nu al doorgegeven worden via LiveAtlas, maar ook andere tellingen (BMP, PTT, watervogels) of het zondagse natuurwandelingetje leent zich prima voor het bijhouden (en vooral ook melden) van dode vogels die je tegenkomt.
Wat is de meest opvallende/mooiste waarneming tijdens jouw werk als vogelteller?
Dode vogels tellen is doorgaans geen leuk werk, zeker niet in winters met hoge sterfte door vogelgriep. Maar het rondstruinen in één van de meest natuurlijke gebieden in Nederland, het Waddengebied, is altijd een genot. De enorme aantallen vogels en de grote soortenrijkdom zijn het levende bewijs van het grote belang van dit gebied voor de natuur en vooral voor de vogels. Daar krijg je geen genoeg van. De mooiste momenten vind ik altijd het schouwspel van tienduizenden Bonte Strandlopers die bij hoogwater als één organisme golvend en draaiend boven de wadrand een plekje zoeken om te gaan rusten. Als de winterzon hun onderzijde dan op doet lichten is het of je naar vuurwerk staat te kijken, maar dan mooier en puur Natuur.
Wie meer wil weten over de methode en resultaten van de monitoring op NFB kan de jaarlijkse rapporten vinden op de website van researchgate.net of even googlen op 'van Boekel, Keuning, vogelsterfte'.