Zijn er echt steeds meer kraaien?

Eksters, Zwarte Kraaien, Roeken, Kauwen en Gaaien. De één verguist ze, de ander vindt ze prachtig. Een veelgehoorde opmerking is dat er steeds meer kraaiachtigen komen. Maar is dat ook zo? We zetten de cijfers op een rij. Wat blijkt? Ze zijn steeds vaker in stedelijk gebied te zien, maar nemen in het algemeen niet toe.

Kraaiachtigen roepen veel en wisselende emoties op. Jagers en boeren vinden ze schadelijk omdat ze gewassen plunderen en jonge vogels roven. Anderen roemen hun intelligentie en schrander gedrag. Met name de kauw geniet een grote populariteit. Als je als vogelaar in gesprek raakt met je medeburger en praat over de vogelstand dan krijg je al snel te horen dat het vast goed moet gaan met de ‘kraaien’, want de laatste tijd zijn er zoveel Kraaien, Eksters, Kauwen en Gaaien te zien. Wat zijn de feiten? Kunnen we deze indrukken bevestigen of is er iets anders aan de hand?

De cijfers op een rij

Eerst maar eens de cijfers op een rij. In figuur 1 is te zien dat na een aanvankelijke forse toename sinds de jaren zestig de aantallen de laatste 25 jaar niet zijn toegenomen. Een soort als de Roek neemt zelfs de laatste jaren flink in aantal af. Op zich vertelt de nationale aantalsontwikkeling niet het hele verhaal. Er zijn regionale verschillen zichtbaar. De soorten nemen op bepaalde plaatsen of in bepaalde habitat toe en in andere af.

Figuur 1. Trends van de kraaiachtigen in de periode 1960-2012. Bron NEM: Sovon/CBS.

Eksters en kraaien: van boerenland naar stad

Zo is er een opmerkelijk verschil in trends tussen de stad en het boerenland (figuur 2). Eksters blijken al jaren af te nemen in het boerenland. Na de eeuwwisseling volgde de Zwarte Kraai ook daar met een afname. In het stedelijk gebied ging het met de Ekster ook een tijd minder, maar na het jaar 2000 nemen zowel Eksters als Zwarte Kraaien toe in het stedelijk gebied.

De ekster laat een langjarige afname zien in het boerenland. Tot de eeuwwisseling was dat ook zo in het stedelijk gebied, maar sindsdien neemt de soort daar juist weer toe. Voor de Zwarte Kraai is het beeld rooskleuriger, de soort blijft lange tijd stabiel op het boerenland. Maar ook hier is een kentering zichtbaar en vanaf 2005 is er sprake van een behoorlijke afname. Tegengesteld zijn de trends in het stedelijk gebied. Net als de Ekster neemt de Zwarte Kraaien daar toe vanaf 2000.

Figuur 2. Vergelijking van de aantalstrends* tussen de Zwarte Kraai en de Ekster in boerenlandhabitats en in het stedelijk gebied. Gekozen is voor een vergelijking van de in agrarisch gebied op de hogere zandgronden, gebieden waar traditioneel het grootste deel van de Nederlandse populatie broedde (Sovon 2002). Bron NEM: Sovon/CBS.

Aantrekkelijke stad

Deze ontwikkelingen zijn misschien de oorzaak van het idee dat er steeds meer kraaiachtigen te zien zijn. Voor de gehele Nederlandse populatie is dat dus niet het geval. Hoe het komt dat kraaien en Eksters steeds meer naar het stedelijk gebied trekken, is voer voor speculatie. Er zijn wel wat voor de hand liggende verklaringen. Als echte cultuurvolgers profiteren de soorten van de gunstige omstandigheden in de stad: veel makkelijk voedsel (afval), meer stedelijke bebouwing en groen (meer prooisoorten), minder predatoren zoals de havik, die in het buitengebied sterk is toegenomen en over het algemeen een diervriendelijkere houding van de stadsmens. Daartegenover staat een afkalvende biodiversiteit van het boerenland met een steeds verdergaande intensivering en efficiëntie die leidt tot steeds minder ruimte voor natuur en daarmee ook steeds minder voedsel voor heel wat vogelsoorten.