Geen vogelgriep bij onderzochte dode Knobbelzwanen

Het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) onderzocht vorig jaar elf dode Knobbelzwanen om de doodsoorzaak te achterhalen. De onderzochte vogels bleken om verschillende redenen te zijn gestorven, maar hadden één ding gemeen: geen van allen had vogelgriep.

In 2015 was de Knobbelzwaan (Cygnus olor) bij DWHC het zogenaamde ‘speerpuntdier’. Het hoofddoel was om meer inzicht te krijgen in een ziektebeeld dat in voorgaande jaren bij een aantal onderzochte knobbelzwanen was waargenomen. In dit ziektebeeld werden ontstekingen gevonden, maar kon de veroorzakende ziekteverwekker niet worden aangetoond.

Een tweede doel was het testen op vogelgriep (aviaire influenza), omdat de Knobbelzwaan een belangrijke vogelsoort is in het kader van de vogelgriepmonitoring. Het streven was om veertig Knobbelzwanen, verspreid over het jaar en verspreid over Nederland, binnen te krijgen voor onderzoek.

Geschiktheid voor onderzoek

In 2015 zijn elf knobbelzwanen bij DWHC binnengekomen, een lager aantal dan beoogd. In de praktijk bleek dat aangemelde zwanen regelmatig ongeschikt waren voor onderzoek. Soms was het kadaver reeds (deels) vergaan. Ook kwam het voor dat het dier er aan de buitenkant nog goed (vers dood) uitzag, maar dat het onduidelijk was of het dier niet toch al een paar dagen dood was. De grootte van het dier maakte het bovendien voor de vinder/melder lastig vaak lastig om het dier uit het veld mee te nemen en transport-klaar te maken voor het ophalen door de koerier.

Doodsoorzaken

De elf onderzochte knobbelzwanen kwamen uit Zuid-Holland (4), Noord-Holland (4), Utrecht (2) en Flevoland (1). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderzoeksresultaten.

Van de elf knobbelzwanen bleken er drie te zijn doodgegaan door lichamelijk letsel (trauma). Bij twee van deze dieren werden ook (geringe) ontstekingen gevonden. Bij zes knobbelzwanen kon worden vastgesteld dat ze waren verhongerd (uitgemergeld), maar kon de oorzaak hiervoor niet worden gevonden, mede omdat organen al aan het ontbinden waren en goed onderzoek hierdoor niet meer mogelijk was.

Vogelgriep

Knobbelzwanen zijn zeer gevoelig voor het hoogpathogene (dodelijke) H5N1 vogelgriepvirus. Daarom kunnen knobbelzwanen goed als ‘verklikker’ dienen bij het onderzoek naar vogelgriep (aviaire influenza). De knobbelzwaan is dan ook één van de diersoorten die in het kader van vogelgriepmonitoring, volgens EU-regelgeving, worden getest. Materiaal van de vogels is bij het Central Veterinary Institute getest op vogelgriep. Alle uitslagen van de vogels van het hier samengevatte ‘speerpuntonderzoek’, waren negatief. Dit houdt in dat bij de 11 onderzochte knobbelzwanen geen hoogpathogeen H5N1 vogelgriepvirus werd aangetoond. Ook waren er geen aanwijzingen dat de zwanen met een ander type vogelgriepvirus besmet waren.

Dode vogels melden

De vraag welke ziekteverwekker verantwoordelijk is voor het beeld van de (eerder) gevonden ontstekingen, kon op basis van het speerpuntonderzoek (nog) niet worden beantwoord. Daarom vraagt het DWHC om dode knobbelzwanen te blijven melden. Dit is ook belangrijk voor de vogelgriepmonitoring. Voor deze monitoring heeft de EU een lijst opgesteld met ‘doelsoorten’. De in Nederland voorkomende doelsoorten (algemeen en/of sporadisch voorkomend) staan afgebeeld op de flyer ‘Doelsoorten van aviaire influenza surveillance’.

In grote lijnen zijn de vogelsoorten die DWHC en Sovon graag gemeld krijgen voor het testen op vogelgriep: eenden, ganzen, zwanen, futen, rallen, reigers, meeuwen, steltlopers, kraaiachtigen en roofvogels.