Verkeer op snelwegen zit vogels in de weg
Iedereen die wel eens een vogel ziet als verkeersslachtoffer of - erger nog - zelf een vogel aanrijdt, voelt zich waarschijnlijk diep ongelukkig. Het is de vraag hoeveel slachtoffers er vallen met het huidige drukke verkeer. En of dit wel het belangrijkste effect is van wegen op vogelpopulaties.

In het vorig jaar verschenen zeer lezenswaardige boek ‘Traffication’ van de Engelse vogelbeschermer Paul Donald staan schattingen van aantallen slachtoffers. Dat gaat voor Europa alleen al om mogelijk enkele honderdmiljoenen slachtoffers per jaar. Een schrikbarend hoog aantal, maar toch is het niet evident dat daarmee populaties in gevaar dreigen te komen. Veel van die sterfte betreft jonge vogels die anders op een andere wijze omgekomen zouden zijn, zoals door predatie, doodvliegen, verhongering, of ziekte. Voor een betrekkelijk gering aantal soorten is wel aanleiding voor ongerustheid. Zo weten we dat de kerkuil als verkeersslachtoffer grote verliezen lijdt tot wel 15 procent van de jaarlijkse aanwas.
In zijn boek benoemt en bespreekt Donald vele factoren die negatieve gevolgen hebben voor plant- en diersoorten langs de weg: verlies van leefgebied, versnippering, barrièrewerking, verontreiniging, emissie van geluid, lichtverstoring. Het is een lange lijst die duidelijk maakt dat wegen en verkeer de natuur aardig in de weg zitten.
Het effect van snelwegen
De vele negatieve effecten van wegen zorgen ervoor dat vogels plekken naast drukke wegen gaan mijden. Daarmee ‘verliezen’ ze veel ogenschijnlijk geschikt broedhabitat en daarmee kunnen op nationaal schaalniveau aantallen behoorlijk onder druk worden gezet. Nederlands onderzoek heeft een belangrijk aandeel gehad in de bewijsvoering van deze stelling. Al in de jaren 80 van de vorige eeuw werden studies uitgevoerd naar de effecten van snelwegen. Zo was het inmiddels vele malen geciteerde onderzoek van Reijnen en Foppen naar bos- en weidevogels de basis voor effectbeoordelingen voor aanleg of aanpassing van grote wegen.
Nu is er nieuw Nederlands onderzoek dat de bevindingen van eerdere onderzoeken grotendeels ondersteunt en aanvult. René van Dijk (Geonius/Sweco) heeft samen met Sovon-onderzoekers Paul van Els en Ruud Foppen in opdracht van Rijkswaterstaat gekeken naar verkeerseffecten van snelwegen. Het onderzoek kon worden uitgevoerd dankzij een heel grote set van broedvogelkarteringen van Sovon, door de jaren heen verzameld door vele duizenden vogeltellers. Het ging om meer dan 30 jaar aan data, 150.000 territoria en 140 soorten.
Effecten tot 650 meter van de weg
Van onderzochte broedvogelgebieden werd het aantal territoria per soort bepaald per 50 meter brede strook evenwijdig aan de weg. Met een regressiemodel werd vervolgens gezocht naar de relatie tussen de afstand en het aantal territoria. Voor ongeveer de helft van de onderzochte soorten werd een negatief effect gevonden op de dichtheid langs de weg (slechts enkele soorten hadden een positief effect). De resultaten wijzen op lagere dichtheden tot maar liefst 650 meter van een snelweg. Naast een analyse op soortniveau is ook gekeken naar groepen van soorten die gebonden zijn aan een hetzelfde habitat. Waarbij eerdere studies alleen bos- en weidevogels onderzochten, blijkt nu dat de effecten in grote lijnen vergelijkbaar zijn tussen de diverse soortgroepen van bos, grasland, struweel en moeras.
Hoe drukker, hoe sterker het effect
Omdat storende factoren zoals geluid en zicht afhankelijk zijn van de verkeersintensiteit, is ook gekeken naar de relatie tussen drukte op de weg en broedvogelaantallen. Daartoe zijn de gebieden opgedeeld in categorieën van verkeersdrukte (met stappen van 25.000 voertuigen per etmaal). Het bleek dat verkeersintensiteit een belangrijk effect had op de resultaten. Met name boven de 100.000 voertuigen per etmaal zijn de effectafstanden veel groter. Dit is een duidelijk signaal dat het negatieve effect van verkeer op broedvogels komt door verkeersgerelateerde factoren zoals lawaai en zicht, iets dat inmiddels uit meerdere onderzoeken naar voren is gekomen. Over de precieze werking hiervan tasten we vaak nog in het duister. Er zijn aanwijzingen voor het verstoren (maskeren) van de zang, verstoring door koplampverlichting en de toename van stress, bijvoorbeeld een verhoogde hartslag. De precieze oorzaak van de verstoring zal vaak soortspecifiek zijn en zich ook niet beperken tot één factor. Het uiteindelijke resultaat is hoe dan ook hetzelfde: er is een duidelijk lagere dichtheid aan vogels dichtbij snelwegen dan op enige honderden meters afstand.
Toepassing van het onderzoek
De resultaten van het onderzoek stellen Rijkswaterstaat in staat om een aangescherpte en versimpelde beoordelingsmethode op te stellen voor aanleg en aanpassing van wegen. Het moge duidelijk zijn dat wegen veel vogels in de weg zitten.
Het onderzoek geeft opnieuw de waarde aan van de grote dataset waarover Sovon beschikt. Door op een goede en slimme wijze de gegevens te analyseren, kunnen verbanden worden gevonden tussen het voorkomen van vogels en bepaalde drukfactoren. Hierdoor krijgen we inzicht in wat de aantallen en de veranderingen in de vogelbevolking bepaalt. Zonder de langjarige inzet van duizenden vrijwilligers zou dit niet mogelijk zijn.
Biddende Torenvalken langs de weg
Dit jaar wordt in het Jaar van de Torenvalk door Sovon ook onderzoek gedaan naar foeragerende Torenvalken langs wegen. Voor deze soort leveren wegen namelijk geschikt habitat op vanwege bermen en hebben daarmee een aantrekkende werking. Overigens niet zonder gevaar want regelmatig vallen ook Torenvalken als verkeersslachtoffer te betreuren. Met het onderzoek wordt het belang van wegbermen als jachtgebied van Torenvalken vergeleken met dat van het open agrarisch gebied. Uit onderzoek in West-Frankrijk blijk dat brede wegbermen vooral aantrekkelijk zijn vanwege de uitkijkposten die muizenetende roofvogels als uitvalsbasis kunnen gebruiken. Mogelijk vormt het schrale grasland van wegbermen ook een muizenrijker biotoop dan regulier agrarisch gebied. Torenvalken verblijven vermoedelijk vooral in het najaar en de winter langs wegbermen, maar het jaarpatroon is nog niet goed bekend.
Ruud Foppen
Senior onderzoeker