Hoe staat het ervoor met de watervogels?

De decennia lange toename in seizoensgemiddelde die bij de meeste watervogelsoorten te zien was, is recent tot een halt gekomen. Als we naar de absolute aantallen kijken, is er zelfs een afname te zien. Hoe de watervogels zich ontwikkelen, verschilt echter per regio en habitat. Dat blijkt uit het nieuwe rapport waarin de gegevens van watervogel- en slaapplaatstellingen in seizoen 2019/20 worden besproken.

Op het boerenland lopen de aantalsontwikkelingen van de watervogels goed in de pas met de internationale trends. Bij enkele ganzenpopulaties waren de aantallen zo sterk gegroeid dat het begrip ‘over­populatie’ geregeld opduikt, maar de afgelopen jaren tekent zich bij een aantal soorten een stabilisatie of een afname af. De positieve en negatieve ontwikkelingen van de verschillende soorten die op het boerenland voorkomen houden elkaar op dit moment goed in evenwicht.

In het IJsselmeergebied zijn de afgelopen de­cennia bij twee voedselgroepen, de viseters en schelpdiereters, opvallende ontwikkelingen te zien. Recent lijkt de groep viseters die op het open water naar hun voedsel zoeken af te nemen. Dit komt gedeeltelijk door de afname van een belangrijke prooisoort (spie­ring), maar vermoedelijk zijn de aantallen ook lager omdat ze noordoostelijker overwinteren als gevolg van warmere winters. Soorten die langs de ondie­pere oevers kunnen jagen, laten hier juist een positievere ontwikkeling zien, waarschijnlijk omdat ze daar op andere vis­soorten kunnen jagen. Daarnaast werkte het toenemende aanbod van vlokreeftjes en andere kleine schelpdieren tussen de waterplanten in de oeverzones van het IJsselmeergebied ver­plaatsingen in de hand.

 

Figuur 1. Ontwikkeling van de totale aantal­len watervogels en van eenden, ganzen & zwanen, steltlopers en zeevogels afzonderlijk sinds 1975/76.

 

Op de Noordzee laat de meerderheid van de vogels de laatste twaalf jaar een achteruitgang zien. De echte zeevogels behoren verhoudings­gewijs zelfs tot de meeste afnemende soorten. Hoewel het verklaren van de trends in veel gevallen complex is, zal het voedselaanbod een grote rol spelen. Vooral soorten die aan het zeeoppervlak foerageren, zoals (pijl)stormvogels en meeuwen, nemen af en hebben ook een lager broedsucces. Soorten die hun voedsel uit de iets diepere laag halen (> 2 m), hebben minder last van mislukte legsels en laten juist een positie­vere trendontwikkeling zien.

In de Regionale gebieden (53 afzonderlijke gebieden die grotendeels tot het Natura 2000 netwerk behoren) zijn grote verschil­len te zien tussen soorten die van verschillende voedselbronnen afhankelijk zijn. Bodemdiereters zijn stabiel. Graseters, waterplanteneters, en viseters nemen als groep op de lan­ge termijn licht toe. Viseters die vanaf de oe­ver jagen, doen het zelfs nog beter en vertonen een sterke toename. Daarentegen zijn schelpdiereters in deze gebieden juist licht afgenomen.

Het Rivierengebied omvat verscheidene deel­systemen met een heel divers karakter, waar de ontwikkelingen onderling sterk verschil­len. Langs de Rijntakken zijn de aantallen recent afgeno­men, terwijl ze in het Benedenrivierengebied, dat begint in de Biesbosch waar Waal en Maas elkaar ontmoeten, zijn toegenomen. Het totale aantal watervogels langs de Maas is ongeveer de helft van het aantal dat langs de Rijn te vinden is, en op lange termijn blijft dit redelijk stabiel.

Lange tijd leken de Zoute Rijkswateren – de Waddenzee in het bijzonder – een zwakke schakel te zijn in de Oost-Atlantische flyway. Benthosetende vogelsoorten namen daar meer af dan op flyway-niveau, maar het tij lijkt te keren. Binnen de internationale Waddenzee laat het Nederlandse wad bij veel soorten een positievere trend zien dan het Duitse en Deense wad. Dit is vooral toe te schrijven is aan wormen- en bodemdieretende soorten, die op zowel lange als korte termijn toenemen.

 

Figuur 2. Viseters die vanaf de oe­ver jagen nemen toe in aantallen. Foto Harvey van Diek

 

Watervogelrapport verschenen

Deze ontwikkelingen kunnen in kaart gebracht worden dankzij de inspanningen van meer dan 1900 vrijwilligers en een klein aantal pro­fessionele tellers (voor tellingen vanaf boten en uit vliegtuigen). Die willen we daarom graag bedanken! Jaarlijks brengt Sovon deze gegevens samen en worden de trends besproken in het watervogelrapport. Alle tellers zullen het rapport van seizoen 2019/20 binnenkort thuis ontvangen. Wil jij ook weten hoe het ervoor staat met jouw favoriete watervogel of wil je meer informatie over de vogelstand in de verschillende watersystemen? Dan kun je het rapport vanaf nu ook op onze website downloaden